OP EEN HERFSTDAG NAAR VREMDE

‘Wanneer gaan we nog naar Vremde?’
‘Zouden de rammen nog leven?’
‘Hoe zou het met de honden zijn?’
‘Ik ben benieuwd wat er veranderd is.’

Wat hebben ze ernaar uit gekeken!
Nog voor we aankwamen valt ons oog op een hele bijzonder maan. Hij is groot en heeft geen gele maar een donkerrode kleur. Met wat zoekwerk ontdekken we dat het een bloedmaan en een supermaan is. Laatst in 1982 en pas terug te zien in 2033. Na even rekenen weten ze dat dan ongeveer 23 jaar zijn. Vic vindt nog enkele maïskolven en ook Louka heeft er nog één gevonden die op het veld achtergelaten is. Enkele meisjes plukken een boeketje wildbloemen voor Leen.
Na de wilgenhut gaat iedereen op verkenning. Dylan probeert een kip te knuffelen. Wat moeilijk om er ééntje te vangen. Een groepje gaat naar de moestuin om groenten en kruiden te zoeken voor soep, thee en een slaatje.  De wortels hebben een gele kleur. Wat is die gekke vrucht met zijn stekels en hoe maak je die klaar (chayote)? We plukken en oogsten rode biet, prei, wortels, spinazie, peterselie,  venkel, spruitjes, , pompoen,… Wie helpt mee met het snijden?
Twee hanen moeten geslacht worden. Francis helpt mee om ze te pluimen. We onderzoeken de delen binnenin. Wat ziet gal groen. Hoe klein zijn de longen? Kan je de lever ook opeten? Hoeveel balletjes heeft een haan? Waarom zitten er steentjes in de maag?
We eten allemaal samen. Wat smaakt de soep heerlijk. Wie proeft van de thee? Het spel van Nand wordt uitgelegd. Wie wil meespelen? Iemand wil een zombie zijn, het spel moet veranderen en dan kunnen we starten.
Kampen worden opnieuw bezocht, de schapen geaaid, de nieuwe wc’s getest, het touw wordt uitgeprobeerd (kan je blijven staan zonder dat het touw je raakt?), de afwas wordt gedaan. Om half 3 vertrekken we terug naar school. Iedereen uitgeteld.
Wat is samenzijn in de natuur toch fijn!


(Dylan)
Ik vind het zo leuk om met Zuka de hond te spelen.

(Oscar)

Ik had een groot ijzer ding en een klakkebuis gevonden.

Ik was in de schuine boom geklommen en Kamil ook.

Ik had schapenbrood gegeten.

We hebben op schapen gejaagd.

(Ella)

De moestuin, daar staan veel groenten en vitamines. Lekker fruit en groenten!


(Paz) Ik vind het leuk dat we dieren eten kunnen geven. ik vind het leuk om in de bomen te klimmen. Ik vind het leuk om naar de moestuin te gaan.

(Israe) We gaan naar Vremde … om avonturen te beleven … om goed te stappen en dat is ook leren … om leuk te spelen